Wettelijke transparantie op de proef: waarom wetsartikel 725 van het Gerechtelijk wetboek cruciaal is

09.02.2025
Transparantie is een kernbegrip in elke democratische rechtsstaat. Wie bij een gerechtelijke procedure betrokken is – als partij of belanghebbende – moet kunnen rekenen op het recht om alle relevante documenten in te zien. In België is dit recht onder meer verankerd in artikel 725 van het Gerechtelijk Wetboek (GerW). Dit artikel bepaalt dat burgers het recht hebben om processtukken te raadplegen en, mits eventuele wettelijke formaliteiten, een afschrift daarvan te krijgen.
Toch blijkt in de praktijk dat dit basisrecht niet altijd wordt gerespecteerd. Doorheen de jaren hebben verschillende rechtszaken aan het licht gebracht dat er in de rechtspraak met twee maten en twee gewichten wordt gemeten. In sommige arrondissementen wordt moeiteloos afschrift verleend, terwijl in andere gevallen de griffie of de magistraat zelf dit kan tegenhouden. In dit uitgebreide artikel duiken we dieper in op het belang van artikel 725 GerW, de spanningen die ontstaan wanneer dit recht wordt genegeerd en de gevolgen voor de rechtszekerheid in België.
Historische en juridische achtergrond van artikel 725 GerW
Artikel 725 van het Gerechtelijk Wetboek vormt de wettelijke basis voor het recht van burgers om processtukken in te zien. Het Gerechtelijk Wetboek (GerW) kwam in de jaren zestig van de vorige eeuw tot stand en heeft sindsdien meerdere herzieningen ondergaan. Toch blijft de grondgedachte van het toenmalige artikel over de inzage van gerechtelijke documenten – nu te vinden in artikel 725 GerW – ongewijzigd: een open en transparante rechtsgang.

Rechtsfilosofie achter transparantie
De filosofische grondslag voor transparantie in de rechtsgang is dat niemand kan worden veroordeeld of veroordeeld blijven zonder een eerlijke kans om alle stukken in te zien die aan de basis van een vonnis liggen. Dit sluit aan bij artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat het recht op een eerlijk proces garandeert. Zonder toegang tot alle relevante documenten kunnen partijen zich moeilijk verweren, bewijsmateriaal controleren of eventuele fouten in de gerechtelijke stukken opsporen.
Wat regelt artikel 725 GerW precies?
Artikel 725 GerW stipuleert kortweg dat alle procespartijen, maar in bepaalde gevallen ook derden met een rechtmatig belang, het recht hebben om processtukken te raadplegen en daarvan een kopie of afschrift te verkrijgen. Dit recht is niet onbegrensd: er kunnen uitzonderingen gelden, bijvoorbeeld wanneer de privacy van derden wordt geschonden, of wanneer de openbaarmaking van bepaalde documenten (voorlopig) strijdig is met het onderzoeksbelang in strafzaken. Toch is de algemene regel duidelijk: de rechter en de griffie moeten transparantie bieden, tenzij er een specifieke wettelijke grond is om dit te weigeren.
Actuele kwesties en juridische spanningen

Casus Gent: erkenning van het recht op afschrift
Een recente zaak in Gent werpt licht op de cruciale rol van artikel 725 GerW. Een burger verzocht zonder tussenkomst van een advocaat om inzage in – en een afschrift van – een brief uit een gerechtelijk tuchtdossier. De kwestie draaide rond een zaak uit 2012, waarin de toenmalige procureur des Konings, Johan Sabbe, volgens juridische experts mogelijk niet als openbare aanklager had mogen optreden.
Ondanks de aanvankelijke aarzeling werd door een magistraat erkend dat de burger recht had op dit document. De huidige procureur-generaal van Gent, Francis Clarysse, bevestigde in 2023 expliciet dat het recht op afschrift is verankerd in artikel 725 GerW. Dit laat zien dat er in (sommige) Gentse dossiers wel degelijk gehoor wordt gegeven aan de wettelijke verplichting tot transparantie.
Wat deze uitspraak betekent
- Versterking van de rechtszekerheid: De uitspraak benadrukt dat zowel magistraten als griffies gehouden zijn aan de wet en geen willekeurige uitzonderingen kunnen inroepen.
- Geen verplichte tussenkomst van een advocaat: De erkenning dat een burger zélf toegang kan vragen tot gerechtelijke documenten benadrukt de laagdrempeligheid van het rechtssysteem.
- Bevestiging van de geldigheid: De bevestiging dat artikel 725 GerW “nog steeds geldig en afdwingbaar is” onderstreept dat het geen dode letter is, ondanks signalen uit andere arrondissementen.
Casus Overijse: wanneer transparantie stokt
Een heel ander beeld doemt op in Overijse, waar de toepassing van artikel 725 GerW allesbehalve vlot verliep. Hier werd door een vrederechter de verstrekking van een proces-verbaal van een inleidende zitting uit 2009 jarenlang geblokkeerd. Dit terwijl dat document van cruciaal belang was voor een rechtszaak rond een eigendomsgeschil. De weigering door de vrederechter stond haaks op de duidelijke wettekst van artikel 725 GerW.

Achtergehouden gerechtelijke beslissing uit 2014
Daarmee hield het niet op. Ook een gerechtelijke beslissing uit 2014, die een eindvonnis betrof, werd niet vrijgegeven. Pas in 2022 kregen de betrokkenen – na herhaaldelijke en langdurige verzoeken – inzage in een document waarin zowel een vrederechter als een notaris betrokken bleken te zijn bij een omstreden uitspraak. De vraag die bleef hangen: gebeurde dit achterhouden doelbewust om een bepaalde juridische uitkomst te ondersteunen?
Implicaties voor Overijse
- Schending van procedurele rechten: Door cruciale documenten niet vrij te geven, komt de basis van een eerlijk proces in het gedrang.
- Onzekere rechtspositie: Partijen weten niet welke bewijzen of overwegingen aan de grondslag liggen van beslissingen, waardoor hoger beroep of verzet bemoeilijkt wordt.
- Selectieve toepassing van de wet: De indruk ontstaat dat magistraten of griffies de wet selectief kunnen toepassen wanneer dit in hun voordeel (of dat van betrokken partijen) is.

Het bredere plaatje: waarom is dit zo ernstig?
Eerlijk proces in het gedrang
Een fair trial vereist dat alle relevante bewijsmiddelen en processtukken toegankelijk zijn voor de procespartijen. Als rechters of griffies die verstrekking hinderen, kunnen partijen niet volwaardig hun argumenten presenteren of fouten aanvechten. Hierdoor verliest het rechtsproces zijn geloofwaardigheid en wordt de fundamentele gelijkheid van wapens in de procedure aangetast.
Vertrouwen in de rechtsstaat
Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat een gerechtelijk apparaat hen niet in de steek laat. Wanneer een vrederechter of magistraat vrijwillig, al dan niet op eigen initiatief, documenten achterhoudt, ondermijnt dat dit vertrouwen. Het idee dat er een “dubbele agenda” zou kunnen spelen – waarbij gevoelige stukken onder de radar blijven – is funest voor de geloofwaardigheid van de rechtsstaat.
Juridisch en ethisch spanningsveld
Naast de feitelijke gevolgen is er ook een duidelijk ethisch spanningsveld. Rechters, magistraten en griffiepersoneel zijn gebonden aan de professionele en wettelijke plichten van objectiviteit, onpartijdigheid en transparantie. Het bewust achterhouden van stukken, of het inroepen van onterechte gronden om afgifte te weigeren, staat haaks op deze kernprincipes en kan zelfs als machtsmisbruik worden gezien.

Wat zegt de doctrine en de rechtspraak?
Verschillende rechtsgeleerden en rechters hebben zich uitgesproken over het belang van artikel 725 GerW. Hoewel er in de literatuur over het algemeen overeenstemming bestaat dat transparantie de norm is, verschilt de toepassing in de praktijk soms per arrondissement. Sommige bekende juristen benadrukken de noodzaak aan specifieke richtlijnen en sancties voor magistraten en griffiers die de regels overtreden.
Rechtspraak van het Hof van Cassatie
In een aantal arresten heeft ook het Hof van Cassatie de principes rond processtukken en inzage bevestigd. Cassatie benadrukt doorgaans dat de rechter een ruime bevoegdheid heeft om in te grijpen wanneer er sprake is van schending van procedurele rechten. Indien blijkt dat documenten opzettelijk zijn achtergehouden en een partij daardoor is benadeeld, kan dat leiden tot nietigverklaring van bepaalde beslissingen of zelfs tot schadevergoedingen.
Europese dimensie
Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) heeft in vergelijkbare zaken (uit andere lidstaten) geoordeeld dat het achterhouden van cruciale processtukken in strijd kan zijn met artikel 6 EVRM. België heeft als lidstaat de plicht te garanderen dat nationale procedurele regels, waaronder artikel 725 GerW, effectief worden nageleefd en niet enkel formeel bestaan.
Oorzaken en oplossingen
Wat zijn de redenen dat artikel 725 GerW in sommige gevallen systematisch genegeerd wordt, terwijl het in andere dossiers netjes wordt toegepast?
- Gebrek aan kennis of bewustzijn
Sommige magistraten of griffiers hebben onvoldoende kennis van de precieze draagwijdte van artikel 725 GerW, zeker wanneer er nieuwe medewerkers of vervangingen zijn. - Misbruik van machtspositie
In sommige situaties kunnen persoonlijke of professionele belangen meespelen. Een magistraat kan bevreesd zijn dat een bepaalde beslissing herzien wordt als alle stukken boven tafel komen. - Onduidelijke interne richtlijnen
Niet alle rechtbanken en vredegerechten hebben heldere instructies voor het omgaan met verzoeken tot inzage of afschrift. Hierdoor worden soms onduidelijke of onjuiste procedures gevolgd.
Hoe hieruit komen?
- Betere opleiding en continue vorming
Rechters, griffiers en andere justitie-medewerkers dienen regelmatig bijgeschoold te worden over de toepassing van artikel 725 GerW en de plicht tot transparantie. - Duidelijke interne protocollen
Elke rechtbank of elk gerechtelijk arrondissement zou heldere protocollen kunnen ontwikkelen, waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe men met inzageverzoeken omgaat. - Externe controle en sancties
Indien herhaaldelijk blijkt dat documenten onterecht achtergehouden worden, zou een externe autoriteit (bijvoorbeeld de Hoge Raad voor de Justitie) moeten kunnen ingrijpen met disciplinaire maatregelen. - Hoger beroep en cassatie
Partijen kunnen via hoger beroep of cassatie opkomen tegen beslissingen waarin essentiële documenten niet zijn verstrekt. Meer bewustzijn en meer durf om dit juridisch uit te vechten, kan helpen om precedenten te scheppen.
de sleutelrol van artikel 725 GerW
De beschreven gevallen uit Gent en Overijse maken pijnlijk duidelijk dat de praktische toepassing van artikel 725 GerW nog lang niet uniform is. Waar in Gent een magistraat en de procureur-generaal uitdrukkelijk de waarde van dit wetsartikel erkenden, stuitten burgers in Overijse jarenlang op een muur van tegenwerking. Deze tegenstelling illustreert dat rechtszekerheid niet vanzelfsprekend is, maar afhankelijk is van de naleving van bestaande wetgeving door alle betrokken actoren.
Artikel 725 GerW is echter veel meer dan een abstracte regel. Het is een hoeksteen van de rechtsbescherming, onmisbaar voor een eerlijke procesvoering en voor het vertrouwen van burgers in de rechtsstaat. In een tijd waarin informatie voor velen slechts enkele muisklikken verwijderd lijkt, is het essentieel dat de justitie haar eigen regels inzake transparantie en toegankelijkheid strikt volgt.