Een onverzettelijke strijd voor gelijkheid geëerd in Nederland

18 april 2025

Op de avond van 18 april 2025 kwamen mensen in Nederland bijeen tijdens een justitieconferentie om tien Bahá’í-vrouwen te eren die op 18 juni 1983 in Shiraz, Iran, werden geëxecuteerd. Deze vrouwen, wier enige misdaad hun geloof in gendergelijkheid, gerechtigheid en waarachtigheid was, werden na maanden van gevangenschap en marteling in het geheim opgehangen. Een van hen was slechts zeventien jaar oud, de meesten waren in de twintig. Ondanks de gruwelijke pogingen om hen hun overtuigingen te laten afzweren, bleven zij standvastig. Veertig jaar later inspireert hun moed een wereldwijde campagne, en tijdens deze bijzondere avond in Nederland werd hun nalatenschap gevierd als symbool van de strijd voor gelijkheid.

Een tragische nacht in Shiraz

In de nacht van 18 juni 1983 werden de tien vrouwen naar een plein in Shiraz gebracht, waar zij een voor een werden geëxecuteerd. Hun geloof in de Bahá’í-religie, die gelijkheid en gerechtigheid bevordert, maakte hen tot doelwit in een land waar deze principes werden onderdrukt. De executies waren geen op zichzelf staand incident. In de decennia die volgden, werden honderden andere Bahá’í-vrouwen in Iran vervolgd, gevangengezet, gemarteld en gedood. Velen werden uitgesloten van onderwijs, werk en deelname aan het openbare leven, enkel vanwege hun religieuze overtuigingen en hun streven naar gelijke rechten.

Tijdens de justitieconferentie in Nederland werd stilgestaan bij de moed van deze vrouwen. Hun weigering om hun principes op te geven, zelfs onder de zwaarste druk, werd geprezen als een krachtig voorbeeld van standvastigheid en opoffering.

Een gedeelde strijd voor een rechtvaardig Iran

De nalatenschap van de vrouwen van Shiraz leeft voort in de huidige strijd van Iraanse vrouwen, ongeacht hun geloof, die opkomen voor hun rechten. Veertig jaar na de executies tonen jonge vrouwen in Iran dezelfde vastberadenheid om ongelijkheid en onderdrukking te bestrijden, vaak met grote persoonlijke offers. Hun moed bouwt voort op de erfenis van de vrouwen die in 1983 hun leven gaven voor een rechtvaardiger toekomst.

De Bahá’í Internationale Gemeenschap heeft een wereldwijde campagne gelanceerd, genaamd #OurStoryIsOne, om deze tien vrouwen en de bredere strijd van Iraanse vrouwen te eren. De campagne benadrukt dat de pijn en veerkracht van vrouwen in Iran een gedeeld verhaal vormen, dat mensen verenigt ondanks pogingen van de Iraanse autoriteiten om verdeeldheid te zaaien. Tijdens de conferentie in Nederland werd deze boodschap van eenheid krachtig uitgedragen, met toespraken en momenten van bezinning die de aanwezigen diep raakten.

Wereldwijde en lokale eerbetonen

De #OurStoryIsOne-campagne inspireert wereldwijd tot creatieve acties om de vrouwen van Shiraz te gedenken. In verschillende landen worden liederen geschreven, korte video’s van minder dan negentig seconden gemaakt over hun levens, en kunstwerken zoals tekeningen en muurschilderingen gecreëerd. Persoonlijke herinneringen worden gedeeld via sociale media, en artikelen verspreiden de boodschap van hun opoffering.

In Nederland werd tijdens de justitieconferentie op 18 april 2025 een speciaal moment gewijd aan het eren van deze vrouwen. De aanwezigen bespraken hoe hun verhaal niet alleen een historische gebeurtenis is, maar een oproep tot actie voor iedereen die streeft naar gelijkheid en gerechtigheid. De conferentie benadrukte dat de waarden waarvoor deze vrouwen stonden – eenheid, rechtvaardigheid en gelijkheid – ook vandaag de dag richting kunnen geven aan inspanningen voor een betere wereld.

Een oproep tot eenheid en actie

De campagne en de herdenking in Nederland onderstrepen dat de strijd van Iraanse vrouwen een universele betekenis heeft. Eenheid is de sleutel tot verandering, en door gedeelde waarden te omarmen kunnen mensen wereldwijd bijdragen aan een toekomst zonder onderdrukking. De organisatoren van de conferentie riepen op tot voortzetting van deze boodschap, zowel in Nederland als daarbuiten, door middel van dialoog, educatie en creatieve initiatieven.

Op de veertigste verjaardag van de executies, op 18 juni 2023, vonden wereldwijd herdenkingsbijeenkomsten plaats. De justitieconferentie in Nederland bouwt voort op deze golf van eerbetoon, met een duidelijke boodschap: de offers van de vrouwen van Shiraz zijn niet vergeten en blijven mensen inspireren om te vechten voor een rechtvaardige samenleving.

Een blijvende nalatenschap

De tien vrouwen van Shiraz, samen met de talloze anderen die hun strijd voortzetten, hebben een onuitwisbare indruk achtergelaten. Hun moed herinnert de wereld eraan dat verandering mogelijk is, zelfs in de moeilijkste omstandigheden. De herdenking tijdens de justitieconferentie in Nederland versterkt deze boodschap en roept op tot actie. Door hun verhaal te delen en de strijd voor gelijkheid voort te zetten, kunnen mensen wereldwijd bijdragen aan een toekomst waarin niemand hoeft te lijden voor hun overtuigingen.

Geloof tot de laatste adem: de moed van tien vrouwen in Shiraz

In de schemering van 18 juni 1983, in de stad Shiraz, werden tien vrouwen opgehangen in Chowgan Square. Hun enige ‘vergrijp’ was hun onwrikbare trouw aan het Bahá’í-geloof. Deze vrouwen – Mona Mahmoudnejad, Roya Eshraghi, Simin Saberi, Shahin Dalvand, Akhtar Sabet, Mahshid Niroumand, Zarrin Moghimi-Abyaneh, Tahereh Arjomandi Siyavashi, Nosrat Ghufrani Yaldaie en Ezzat-Janami Eshraghi – toonden ongeëvenaarde moed. Ondanks martelingen en de kans op vrijheid door hun geloof af te zweren, bleven ze standvastig. Hun verhalen, doordrenkt van toewijding en opoffering, verdienen een plek in het licht.

Een stad in de greep van vervolging

Shiraz, gelegen in de provincie Fars, was in de jaren na de Islamitische Revolutie van 1979 een stad waar religieuze spanningen hoog opliepen. Bahá’í-gelovigen werden systematisch vervolgd: huizen werden geplunderd, banen ontnomen en families verscheurd. Toch weigerden deze tien vrouwen te buigen. Van de 17-jarige Mona Mahmoudnejad tot de 57-jarige Ezzat-Janami Eshraghi: hun levens waren divers, maar hun geloof verbond hen. Op die fatale avond in juni 1983 werden ze naar een poloveld gebracht, waar ze zingend en elkaar troostend hun einde tegemoet gingen.

Mona Mahmoudnejad: de engel van Shiraz

Mona Mahmoudnejad, geboren op 10 september 1965 in Aden, Jemen, was slechts vier jaar oud toen haar familie terugkeerde naar Iran. Op 17-jarige leeftijd was ze al een geliefde figuur in Shiraz, bekend om haar zachte karakter en krachtige geest. Als kind in Tabriz huilde ze als haar leraren vertrokken, zo hecht was haar band met anderen. In Shiraz blonk ze uit op school, met een stem die betoverde en een hart dat openstond voor kinderen. Ze gaf Bahá’í-lessen, zelfs toen vervolging haar schooltijd onderbrak. Op 23 oktober 1982 werd ze samen met haar vader gearresteerd. In de gevangenis doorstond ze zware ondervragingen en zweepslagen op haar voetzolen, maar ze weigerde haar geloof af te zweren. Haar familie hoorde pas na haar executie van haar lot; haar lichaam werd niet vrijgegeven.

Roya Eshraghi: een hart voor dieren en mensen

Roya Eshraghi, geboren in 1960 in Shiraz, was 23 toen ze werd geëxecuteerd naast haar moeder, Ezzat-Janami Eshraghi. Als diergeneeskundestudente aan Pahlavi University werd ze in haar derde jaar expulsed vanwege haar Bahá’í-geloof. Haar familie bood onderdak aan ontheemde Bahá’í’s, wat de aandacht trok van de autoriteiten. Op 29 november 1982 werd ze met haar ouders gearresteerd. In de gevangenis toonde Roya haar vriendelijkheid door te zorgen voor een zieke medegevangene, ondanks vernederingen als ‘onrein’. Ze doorstond een schijnexecutie en urenlange verhoren, maar bleef trouw aan haar overtuigingen. Twee dagen voor haar executie verloor ze haar vader, Enayatollah Eshraghi, aan de strop. Haar familie hoorde per toeval van haar dood.

Simin Saberi: een glimlach in de duisternis

Simin Saberi, geboren op 2 maart 1959 in Dolat Abad, Fars, was 24 jaar oud toen ze werd geëxecuteerd. Haar ouders, met een moslim- en joodse achtergrond, omarmden het Bahá’í-geloof na eigen onderzoek. Simin groeide op als pionier, reizend om haar geloof te verspreiden. Na haar middelbare school in Shiraz leerde ze typen en secretariële vaardigheden, maar verloor haar baan bij een landbouwcorporatie vanwege haar geloof. Ze bezocht kinderen in een psychiatrisch ziekenhuis en hielp haar moeder met naaiwerk. Op 24 oktober 1982 werd ze thuis gearresteerd. In een kleine cel bleef ze glimlachen en moedigde ze medegevangenen aan. Zelfs toen haar huis in 1978 werd aangevallen en geconfisqueerd, bleef ze opgewekt. Haar lichaam werd niet teruggegeven aan haar familie.

Shahin Dalvand: een stem voor de jeugd

Shahin Dalvand, 25 jaar oud, was een inspiratie voor Bahá’í-jongeren in Shiraz. Hoewel details over haar vroege leven schaars zijn, stond ze bekend om haar werk als lerares voor kinderen en tieners, waarbij ze hen spirituele waarden bijbracht. Haar toewijding aan het Bahá’í-geloof bracht haar in conflict met de autoriteiten. Gearresteerd in 1982, werd ze vastgehouden in Adelabad-gevangenis, waar ze zware ondervragingen onderging. Shahin weigerde haar geloof te verloochenen, zelfs toen haar werd beloofd dat ze zou worden vrijgelaten. Op 18 juni 1983 werd ze geëxecuteerd, haar lichaam vermoedelijk begraven in de Bahá’í-begraafplaats van Shiraz.

Akhtar Sabet: een verpleegster met moed

Akhtar Sabet, geboren in 1958 in Sarvestan, was 25 toen ze werd geëxecuteerd. Haar jeugd werd getekend door armoede en aanvallen op Bahá’í’s in haar stad, waardoor haar familie naar Shiraz verhuisde. Als verpleegster in het Sa’di Ziekenhuis was ze geliefd, maar na de revolutie werd ze uit de universiteit gezet. Ze gaf morele lessen aan Bahá’í-kinderen en zorgde in de gevangenis voor haar medegevangenen, ondanks vernederingen. Gearresteerd op 22 of 23 oktober 1982, onderging ze fysieke en psychologische martelingen. Haar collega’s smeekten om haar vrijlating, maar ze weigerde haar geloof op te geven. Op 18 juni 1983 werd ze opgehangen, haar graf onbekend.

Mahshid Niroumand: een briljante geest

Mahshid Niroumand, geboren op 9 december 1955 in Sarvestan, was 28 jaar oud. Een topstudente natuurkunde aan Shiraz University, kreeg ze haar diploma niet vanwege discriminatie tegen Bahá’í’s. Ze verdiende de kost met privélessen en diende als jeugdadviseur en lerares voor Bahá’í-kinderen. Op 29 november 1982 werd ze thuis gearresteerd. In de gevangenis deelde ze haar voedsel en moedigde ze anderen aan. Haar verhoren duurden soms 14 uur, maar ze weigerde haar geloof of mede-Bahá’í’s te verraden. Op 18 juni 1983 glimlachte ze naar haar familie tijdens een laatste bezoek, wetend dat haar executie nabij was. Haar lichaam werd niet vrijgegeven.

Zarrin Moghimi-Abyaneh: een stem van waarheid

Zarrin Moghimi-Abyaneh, geboren op 23 augustus 1954 in Abyaneh, was 29 toen ze stierf. Al op vijfjarige leeftijd reciteerde ze Bahá’í-geschriften met passie. Met een diploma Engelse literatuur van Tehran University werkte ze als vertaler, maar werd ontslagen na de revolutie. Ze onderwees kinderen en steunde families van gevangen Bahá’í’s. Ondanks smeekbedes van haar zus om Iran te verlaten, bleef ze. Gearresteerd in 1982, verdedigde ze haar geloof krachtig in de rechtbank. Op 13 juni 1983 schreef ze viermaal “Ik ben Bahá’í” toen haar werd gevraagd te ‘berouw tonen’. Haar executie volgde vijf dagen later, haar lichaam niet teruggegeven.

Tahereh Arjomandi Siyavashi: een leven van dienst

Tahereh Arjomandi Siyavashi, geboren in 1953 in Tehran, was 30 jaar oud. Als gerespecteerde verpleegster werd ze ontslagen vanwege haar geloof, maar bleef in Iran om haar landgenoten te dienen. Ze trouwde Jamshid Siavashi in 1972 en verhuisde naar Shiraz na aanvallen op hun huis. Op 23 oktober 1982 werd haar man gearresteerd, gevolgd door Tahereh op 1 december. In de gevangenis onderging ze psychologische martelingen, zoals valse beweringen dat haar man zijn geloof had afgezworen. Twee dagen na zijn executie werd Tahereh opgehangen. Ze zorgde voor medegevangenen en bleef standvastig. Haar graf is onbekend.

Nosrat Ghufrani Yaldaie: een rots in de branding

Nosrat Ghufrani Yaldaie, 46 jaar oud, was een huisvrouw en lid van de lokale Bahá’í-raad in Shiraz. Getrouwd in 1952, werd ze op 23 oktober 1982 gearresteerd met haar zoon Bahram en man. In de gevangenis kreeg ze tot tweehonderd zweepslagen en zat ze 55 dagen in eenzame opsluiting. Ondanks vernederingen als ‘onrein’ weigerde ze andere Bahá’í’s te verraden. Twee dagen voor haar executie verloor ze haar zoon aan de strop. Op 18 juni 1983 werd ze geëxecuteerd, haar lichaam vermoedelijk begraven door de autoriteiten.

Ezzat-Janami Eshraghi: een toevlucht voor velen

Ezzat-Janami Eshraghi, geboren in 1926 in Najafabad, was 57 toen ze werd geëxecuteerd naast haar dochter Roya. Getrouwd met Enayatollah Eshraghi in 1948, bood haar huis onderdak aan ontheemde Bahá’í’s. Ondanks smeekbedes van haar dochters om Iran te verlaten, bleef ze om haar gemeenschap te steunen. Op 29 november 1982 werd ze met haar man en dochter gearresteerd. In de gevangenis onderging ze fysieke en mentale martelingen, waaronder valse beweringen dat haar familie hun geloof had afgezworen. Twee dagen na de executie van haar man werd ze met Roya opgehangen. Hun huis werd later geconfisqueerd en gesloopt.

Een nalatenschap van moed

De executies werden in stilte uitgevoerd, zonder dat families werden geïnformeerd. De lichamen van de vrouwen werden niet vrijgegeven, waarschijnlijk begraven in de Bahá’í-begraafplaats van Shiraz. Hun huizen werden geconfisqueerd, hun levens gewist. Maar hun moed leeft voort. Deze vrouwen waren geen oproerkraaiers, maar leraren, verpleegsters, moeders en dochters, verenigd door een geloof in eenheid en vrede. Hun standvastigheid inspireert wereldwijd, een herinnering aan de prijs van overtuiging en de kracht van menselijke waardigheid.