Ongekende spanning binnen Belgisch justitieel systeem: storm van interne verdeeldheid en stilzwijgen lijkt geloofwaardigheid te ondergraven

19 december 2024
Een dossier dat geen doorgang vindt en de impact op de rechtsorde
Binnen het Belgische justitiële landschap woedt een conflictsituatie die steeds complexer lijkt te worden. Er is een aanhoudende weigering bij zowel de Franstalige Commissie van advies en onderzoek (CAE) als de Nederlandstalige Advies- en Onderzoekscommissie (AOC) binnen de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ) om wettelijk voorgeschreven meldingen van ernstige vermoedens door te geven aan bevoegde instanties. Volgens de betrokken klager, die de kwestie op 19 november 2024 onder de aandacht bracht, gaat het specifiek om de weigering van een vrederechter in Zaventem om inzage te geven in gerechtelijke stukken. Dit staat volgens artikel 725 van het Gerechtelijk Wetboek nochtans onbetwistbaar vast. De signalen hierover werden bij de HRJ neergelegd, maar de commissies blijven op hun positie en stellen dat melding als een inbreuk op de rechterlijke onafhankelijkheid zou gelden.
Deze situatie gaat ver: het gaat niet alleen om praktische kwesties rond de inzage van stukken, maar ook om de vraag hoe het gerechtelijk apparaat in België met eigen interne controlemechanismen omgaat. De melding, in het Frans ingediend bij de Franstalige CAE, stuitte op het standpunt dat er geen aangifte kan worden gedaan van onwettige beslissingen, omdat men meent dat dit de onafhankelijkheid van magistraten zou aantasten. Hiermee ontstaat een patstelling tussen formele wetgeving en interne interpretaties die volledig afwijken van wat in het Gerechtelijk Wetboek staat.
Het ontstaan van interne doctrine en obscure gewoontes
De HRJ, opgericht na de bekende Dutroux-zaak met de bedoeling om de kwaliteit en objectiviteit van het gerechtelijk systeem te garanderen, blijkt nu verstrikt in een interne logica die niet in de openbare wetboeken staat. De CAE en de AOC, elk bestaande uit acht leden, lijken zich te beroepen op interne regels en informele afspraken die niet terug te vinden zijn in het officiële juridisch kader. De weigering om artikel 259bis-19 §2 en §2bis C.Jud. te activeren, verplichtingen die ingaan bij kennis van een mogelijk misdrijf door een magistraat, benadrukt deze ongebruikelijke situatie.
Er wordt verwezen naar schriftelijke en mondelinge contacten met medewerkers van de Franstalige CAE. Uit deze contacten komt naar voren dat, ondanks formele meldingen, de praktijk al jarenlang zo loopt: meldingen over vermeende fouten, delicten of zelfs misdaden door magistraten worden doorgesluisd zonder behandeling, of zelfs ongezien doorgestuurd naar instanties waarvan bekend is dat zij niets ondernemen. Het gaat hier om een systeem waarin de onafhankelijkheid van rechters zodanig wordt geïnterpreteerd dat interne controle bijna onmogelijk is.
Verwijzingen naar hooggeplaatste namen en eerdere kwesties
In de overgeleverde correspondentie komen prominente namen naar voren, zoals oud-ministers Koen Geens en Didier Reynders. Ook Koning Filip wordt in kennis gesteld van deze ontwikkelingen. Er wordt gesproken over een historisch patroon van vertraagde of afwezige interventie bij duidelijk gesignaleerde misstanden. Voorts worden er concrete gevallen uit het verleden genoemd waarbij er sprake was van onhoudbare beslissingen, zoals het hypothetische scenario van een vrederechter die in een burgerlijk dossier autobestuurders van een bepaald merk zou toestaan om op de openbare weg links te rijden. Zulke denkbeeldige, maar extreem onrealistische beslissingen zijn exemplarisch voor wat er zou kunnen gebeuren wanneer intern toezicht faalt.
Er zijn indicaties dat de HRJ sinds haar oprichting in 2000 met interne doctrines kampt, beïnvloed door publicaties en boeken die gezag zouden moeten hebben, maar in feite een verdraaid beeld geven van de werkelijke wettelijke verplichtingen. Er wordt verwezen naar bepaalde auteurs die bij de start van de HRJ in 2000 een boek hebben uitgebracht dat volgens kenners apert onjuiste opvattingen over de bevoegdheden en plichten van de HRJ verspreidde. Dit zou ertoe geleid hebben dat sinds die tijd alle meldingen van wanpraktijken door magistraten worden weggemoffeld, onder het mom dat ingrijpen de rechterlijke onafhankelijkheid zou schaden.
Een internationaal luik: de rol van Europese instellingen en buitenlandse voorbeelden
Het dossier gaat niet onopgemerkt voorbij aan internationale waarnemers. Europese Commissieleden en andere Europese instanties zijn via diverse e-mails op de hoogte gesteld. Er is expliciet gevraagd om sommige documenten door te sturen naar invloedrijke figuren, zoals de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, en de voorzitter van het Europees Parlement, Roberta Metsola. Het gaat om gevallen waarin magistraten in België weigeren de regels toe te passen die de eigen rechtsstaat geacht wordt te waarborgen.
Er wordt herhaaldelijk benadrukt dat de oprichting van de HRJ na het Dutroux-schandaal juist bedoeld was om excessen en misstappen binnen de magistratuur te voorkomen. Toch blijft het melden van vermoedens over ernstige misstanden achterwege, wat een harde tegenstelling vormt met het initiële doel. Er is zelfs sprake van verzuchtingen dat de Belgische rechterlijke macht niet meer met interne middelen kan worden gered, en dat ingrijpen van Europese zijde noodzakelijk zou zijn.
De link met eerdere schandalen en feiten: Marc Dutroux, fraude en stilte
In het verleden was de zaak-Dutroux een van de redenen voor de oprichting van de HRJ. De bedoeling was destijds om onafhankelijk en tijdig in te grijpen wanneer magistraten in de fout zouden gaan. Maar nu blijkt dat er, ondanks formele wetten die het melden van misdaden of wanbedrijven verplichten, een praktijk bestaat waarin deze meldingen niet worden gedaan. Ook wanneer er vermoedens zijn van ernstige strafbare feiten door magistraten, lijken CAE en AOC te weigeren in actie te komen. Er wordt verwezen naar interne telefonische contacten met medewerkers die aangeven dat dit niet kan worden gemeld. Er zijn zelfs uitspraken dat het melden van onwettige beslissingen zelf een schending van de onafhankelijkheid zou zijn. Zulke redeneringen zijn niet terug te vinden in de wet, maar zouden gebaseerd zijn op interne pseudo-regels die ooit in een publicatie zijn neergelegd.
Die publicatie, een boek dat rond 1 september 2000 verscheen, wordt beschouwd als een bron van onjuiste opvattingen die de HRJ vertekenen. Het vermeldt ten onrechte dat de minister van Justitie alleen via de procureur-generaal beslissingen kan laten onderzoeken, en wekt de indruk dat het onmogelijk is voor de HRJ om zelf misstanden te signaleren. Dit strookt niet met de werkelijke wetsteksten, waarin staat dat leden van de HRJ bepaalde informatie onmiddellijk moeten doorgeven aan de bevoegde autoriteiten.
Namen, data en ongewone incidenten: fragmenten uit brieven en mails
In de lange stroom van correspondentie en bijlagen duiken tal van details op. Er wordt gesproken over aangetekende brieven op specifieke data, zoals 19 november 2024, richtlijnen in het Frans aan de CAE, en het doorsturen van stukken naar de AOC zonder behandeling. Men stelt expliciet dat bepaalde zendingen “doorgestuurd” zijn naar instanties waarvan bekend is dat zij geen antwoord zullen geven. Ook bestaan er verwijzingen naar telefoontjes rond 11 uur, gesprekspartners die beweren juristen te zijn, maar dit niet zelf toegeven, en medewerkers die moeilijk telefonisch bereikbaar zijn. Er zijn zelfs beschrijvingen van hoe poststukken verkeerd terechtkwamen in brievenbussen van vredegerechten in Deinze, waardoor er stempels met binnenkomstdatum 12/12/2024 op onbestemde documenten verschenen.
Voorts worden er details gegeven over interne werkwijzen bij de HRJ in Brussel: lange wachttijden bij telefonische oproepen, medewerkers die mogelijk aan telewerk doen en soms alleen bereikbaar zijn nadat men herhaaldelijk moet terugbellen. Ook is er sprake van geheimgehouden nummers, en strikte weigeringen om terug te bellen, uit angst dat bellers de interne nummers zouden kennen. Het geheel schetst een beeld van een ontoegankelijke en weinig transparante organisatiecultuur.
Politieke gevoeligheden: ex-ministers en koninklijk toezicht
De zaak treft niet alleen magistraten en commissies, maar schijnt ook voormalig prominente politieke figuren te raken. Er zijn aanwijzingen dat incidenten en meldingen rond mogelijk onwettige handelingen door bepaalde magistraten en advocaten al geruime tijd op tafel liggen. De namen van bekende Belgische figuren als Koen Geens en Didier Reynders worden meermaals genoemd in verband met slepende interne spanningen en niet opgehelderde dossiers. Evenzo is er correspondentie in kopie naar het kabinet van Koning Filip, wat de indruk versterkt dat deze kwestie in de hoogste kringen bekend is.
Dat brengt de vraag met zich mee of België nog in staat is het eigen gerechtelijk bestel intern op orde te brengen of dat Europese en internationale instanties zullen ingrijpen. Er zijn vergelijkingen getrokken met buitenlandse toestanden, zoals in de Verenigde Staten, waar men verwijst naar de invloed van bepaalde juristen op de benoeming van rechters. De angst is dat in België de invloed van bepaalde machtige juristen en magistraten evenzeer zorgt voor een onomkeerbare politisering en afscherming van interne controlemechanismen.
Financiële informatie als voorbeeld van transparantie
Terwijl binnen het gerechtelijk systeem meldingen over vermoedelijke misstanden niet worden doorgegeven, laten recente rapporten zien dat banken wel op een correcte manier verdachte transacties signaleren. Zij gebruiken uitsluitend het woord “vermoeden” en laten de beoordeling aan de bevoegde instanties. Zo brengen zij het melden van bijzondere gevallen aan zonder zelf tot een veroordeling over te gaan. Dit staat in schril contrast met hoe de HRJ met meldingen omgaat. Een referentie hierover werd geleverd:
De noodzaak van een doorbraak en de rol van de nieuwe lichting bij de HRJ
Naar verluidt is de nieuwe samenstelling van de HRJ voor de periode 2024-2028 nog niet volledig operationeel. De uitgestelde start en de kennelijke moeite om geschikte kandidaten te vinden die bereid zijn om in dit instituut te zetelen, versterken het beeld van een instabiele situatie. Opgemerkt wordt dat de 22 verkozen magistraten voor deze periode sinds 25 juni 2024 bekend zijn, maar dat het niet duidelijk is wanneer de nieuwe leden feitelijk van start gaan. Dit zou verband kunnen houden met de onwil van gekwalificeerde juristen om deel te nemen aan een orgaan waarvan de interne regels niet overeenkomen met de officiële wetgeving.
Er wordt zelfs gesuggereerd dat sommige magistraten zodanig vastzitten in een eigen logica van onschendbaarheid, dat eventuele aangiftes tegen collega-magistraten nooit op gang komen. Het optreden van de HRJ, dat ooit diende als onafhankelijk orgaan om wantoestanden binnen de magistratuur te voorkomen, lijkt hiermee ver af te staan van haar beoogde functie.
Een ontwrichtend patroon dat ingrijpen vereist
Het beeld dat oprijst, is dat van een Belgisch gerechtelijk bestel waarin interne commissies niet handelen volgens de wet, maar volgens een interne doctrine die conflicteert met de formele verplichtingen. Men spreekt over verzwegen misdrijven, doorverwezen klachten zonder opvolging, en invloedrijke juristen die de feitelijke toepassing van de wet tegenhouden. Alle signalen van buitenaf, waaronder meldingen richting de Europese Commissie en het Europees Parlement, wijzen erop dat de huidige situatie niet langer houdbaar is.
De hamvraag is: zal dit interne stilzwijgen doorbroken worden? De wet verplicht tot het melden van vermoedelijke misdrijven onder magistraten. Het niet nakomen daarvan roept fundamentele vragen op over de geloofwaardigheid en rechtszekerheid in België. Als zelfs regelgevende instanties die na grote schandalen zijn opgericht, weigeren hun wettelijke rol te vervullen, komt de rechtsstaat onder druk te staan.
De druk neemt toe, zowel nationaal als internationaal. Indien er geen kentering komt, kan dit leiden tot zware consequenties, waaronder grondig onderzoek door buitenlandse waarnemers, parlementaire onderzoekscommissies en mogelijk disciplinaire maatregelen voor betrokken magistraten en advocaten. De tijd lijkt aangebroken voor een diepgaande reflectie op de machtsverhoudingen binnen de Belgische justitie, met als inzet de integriteit en het toekomstperspectief van een rechtsstaat die ooit stond voor transparantie en correctheid.