Uitsluiting van Björn Casier door ABVV West-Vlaanderen vanwege politieke onverenigbaarheid

10 november 2024

Het Gewestelijk Bestuur van de Algemene Centrale ABVV, afdeling West-Vlaanderen, heeft besloten om Björn Casier uit Koekelare uit te sluiten als lid van de vakbond. Dit besluit volgde na zijn deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen als kandidaat op de lijst van Vlaams Belang in zijn woonplaats, wat volgens het ABVV in strijd is met de statuten en waarden van de organisatie.

Reden van uitsluiting volgens de statuten

Volgens de statuten van ABVV is de organisatie tegen elke vorm van racisme, fascisme en vreemdelingenhaat. Het lidmaatschap bij ABVV is onverenigbaar met een actieve betrokkenheid bij extreemrechtse partijen of bewegingen, zoals het Vlaams Belang. Het gewestelijk bestuur verwijst specifiek naar diverse artikelen in hun overkoepelende statuten, waaronder Artikel 44, dat aangeeft dat ABVV-leden niet betrokken mogen zijn bij partijen die extremistische ideeën verspreiden.

Conformiteit met de beginselen van ABVV

Het bestuur van de Algemene Centrale ABVV benadrukt dat leden zich moeten houden aan de normen en waarden van de organisatie. In de brief wordt aangehaald dat deelname aan politieke partijen zoals Vlaams Belang in strijd is met de ideologische standpunten van ABVV. Dit leidt automatisch tot een onverenigbaarheid van het lidmaatschap bij de vakbond.

Beroepsmogelijkheid en verdere stappen

Björn Casier heeft de mogelijkheid om binnen 14 dagen na ontvangst van de kennisgeving schriftelijk bezwaar aan te tekenen tegen deze beslissing. Indien hij geen bezwaar indient, zal zijn lidmaatschap op 31 december 2024 eindigen. Mocht hij echter bezwaar indienen, dan zal het gewestelijk bestuur van de Algemene Centrale ABVV een definitieve beslissing nemen op basis van zijn argumenten.

Contact en verdere afhandeling

Björn Casier wordt gevraagd contact op te nemen indien er dossiers of belangenbehartiging zijn die nog door de organisatie moeten worden afgehandeld. Het ABVV sluit de brief af met een verwijzing naar het recht van bezwaar en benadrukt dat de uiteindelijke beslissing bij het gewestelijk bestuur ligt, mocht er een bezwaarprocedure plaatsvinden.

Schending van de vrijheid van meningsuiting en politieke overtuiging

De uitsluiting van een persoon uit een organisatie, zoals ABVV in dit geval, vanwege zijn politieke overtuiging, raakt enkele fundamentele rechten en beginselen die gewaarborgd zijn in België en de Europese mensenrechtenwetgeving. De vrijheid van meningsuiting is verankerd in artikel 19 van de Belgische Grondwet, dat stelt dat deze vrijheid gewaarborgd is, behoudens repressieve maatregelen voorzien door de wet. In dit geval wordt de persoon gesanctioneerd omwille van zijn politieke overtuiging en activiteiten, namelijk zijn deelname aan verkiezingen en lidmaatschap van een bepaalde partij.

Daarnaast beschermen artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering. Artikel 11 bepaalt specifiek dat iedereen het recht heeft zich zonder discriminatie bij een vereniging aan te sluiten, wat ook politieke overtuigingen omvat. De uitsluiting op basis van politieke overtuiging kan als discriminerend beschouwd worden, wat in strijd is met zowel nationale als internationale wetgeving.

Discriminatieverbod

De Wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie verbiedt discriminatie op basis van politieke overtuiging. De uitsluiting van de persoon vanwege zijn politieke overtuiging kan dus een rechtstreekse schending van deze wet zijn, aangezien het expliciet gaat om zijn politieke overtuiging en engagement.

Hoewel ABVV zich beroept op interne statuten die uitsluiting mogelijk maken bij deelname aan ‘extreemrechtse’ activiteiten, kunnen deze interne regels niet boven nationale anti-discriminatiewetgeving of de fundamentele rechten uit de Grondwet en het EVRM staan. Regels die dergelijke rechten beperken, kunnen worden getoetst en onwettig worden verklaard.

Onverenigbaarheid met de fundamentele principes van de democratische samenleving

In een democratie als België zijn politieke participatie en het recht om deel te nemen aan verkiezingen en politieke activiteiten kernrechten. Het uitsluiten van leden op basis van hun politieke activiteiten, zolang die wettig zijn, kan worden gezien als een aanval op de democratische principes die centraal staan in België.

Hoewel organisaties bepaalde ideologische richtingen kunnen hebben, moeten ze in een democratische samenleving een neutrale houding behouden ten opzichte van de politieke keuzes van hun leden. Dit geldt des te meer als deze keuzes niet illegaal of haatdragend zijn.

Proportionaliteit en recht op verdediging

Volgens het proportionaliteitsbeginsel moet elke maatregel die de rechten van een persoon beperkt, proportioneel zijn aan het doel dat ermee wordt nagestreefd. De uitsluiting van een lid enkel op basis van politieke overtuiging kan als disproportioneel worden beschouwd en ingrijpender zijn dan nodig om de belangen van de organisatie te beschermen.

Hoewel de brief wel de mogelijkheid tot bezwaar biedt binnen 14 dagen, mag het recht op beroep geen louter formele procedure zijn. Het bezwaar moet een reële kans bieden om gehoord te worden op een eerlijke en onpartijdige manier. Indien het beroep slechts een formaliteit is zonder daadwerkelijke mogelijkheid tot verdediging, is dit in strijd met de principes van een eerlijk proces.

Interne regels versus grondrechten

Interne regels van een vereniging of organisatie mogen niet in strijd zijn met de Belgische Grondwet en het EVRM. Hoewel ABVV in haar statuten mogelijk bepaalde criteria stelt voor lidmaatschap, kunnen deze regels niet boven de grondwettelijke en mensenrechtenwetgeving staan. Indien deze interne regels in strijd zijn met Belgische wetgeving, kunnen ze als onwettig worden beschouwd en door een rechtbank buiten werking worden gesteld.

Jurisprudentie

Uit eerdere rechtszaken blijkt dat uitsluiting op basis van politieke overtuiging niet zomaar door een organisatie kan worden opgelegd, tenzij er sprake is van gevaarlijke of criminele activiteiten door het lid. Louter lidmaatschap van een bepaalde politieke partij volstaat doorgaans niet als reden voor uitsluiting, tenzij duidelijk wordt aangetoond dat dit de organisatie ernstige schade berokkent of haar wettelijke waarden in gevaar brengt.