De “kwestie” rond oud-rechter Karin Gérard en de bredere uitdagingen binnen de Belgische justitie (opinie)

De Belgische rechtsstaat is doorheen de geschiedenis al meermaals op de proef gesteld. De recente en minder recente controverse rond oud-rechter Karin Gérard toont aan dat er structurele problemen leven binnen de magistratuur. Het gaat daarbij niet louter om één geïsoleerd dossier, maar om een bredere cultuur waarin achterdocht, rivaliteit en politieke beïnvloeding een rol lijken te spelen. De situatie rondom rechter Gérard, en de interne machtsstrijd binnen de Brusselse magistratuur, werpt cruciale vragen op over de onafhankelijkheid, betrouwbaarheid en integriteit van Justitie in ons land.
In wat volgt, wil ik de gebeurtenissen en berichtgeving rond rechter Karin Gérard kaderen, verschillende aspecten belichten, en enkele aanbevelingen formuleren voor hervormingen die broodnodig zijn om het vertrouwen in Justitie te herstellen.
De feiten volgens de berichtgeving
- Agressie in 2016: Voormalig magistrate Karin Gérard (in het verleden president bij diverse assisenprocessen en barones) verklaarde in januari 2016 te zijn overvallen door drie personen nabij het Justitiepaleis in Brussel, waarbij haar juwelen werden gestolen.
- Beschuldigingen van fraude: Nadat materiële bewijzen van de feiten uitbleven, groeide de verdenking dat de agressie “verzonnen” zou zijn om een verzekeringsclaim in te dienen. De mediakanalen, met name La Dernière Heure, berichtten hierover uitvoerig, wat leidde tot een strafrechtelijke procedure.
- Rechtsgang en non-lieu: Uiteindelijk heeft de Cour de cassation (Hof van Cassatie uiteraard beste vrienden) (op basis van een doorverwijzing van het parket-generaal) in 2020 beslist dat er geen redenen waren om Gérard te vervolgen, waardoor een non-lieu volgde. Zij werd, in juridische zin, “geheel vrijgepleit”.
- Stukgelopen reputatie: Ondanks die juridische uitkomst bleef er rond haar persoon een zweem van controverse hangen. Het dossier zelf kreeg namelijk een politiek tintje doordat de interne spanningen tussen de zittende magistratuur (rechters) en staande magistratuur (parket) binnen het Brusselse gerecht naar boven kwamen.
Een toneelstuk en een nieuwe veroordeling
- Toneelstuk ‘Souffrez-vous, Madame?’: In 2018 bracht advocaat en dramaturg Marc Helsmoortel een theaterstuk dat opvallende parallellen vertoonde met het verhaal van Karin Gérard: het ging om een vrouwelijke magistraat die beweerdelijk was overvallen, maar die mogelijk frauduleus handelde.
- Proces voor belaging (harcèlement): Gérard spande een rechtszaak aan wegens laster en eerroof (calomnie, diffamation), alsmede wegens belaging, omdat het stuk volgens haar moedwillig en herhaaldelijk haar reputatie onderuit zou halen. De rechter oordeelde in januari 2025 dat de dramaturg vrijgesproken werd van laster en eerroof, maar wel schuldig werd bevonden aan belaging: de herhaaldelijke opvoeringen van het stuk werden als een continue aantasting van Gérards eer en rust beschouwd.

De positie van magistraten onder verdenking
In België wordt een rechter of magistraat die zélf in een strafdossier betrokken raakt, doorgaans beoordeeld door een ander gerechtshof dan het hof waar hij of zij zelf actief is. In het geval van Karin Gérard werd het dossier daarom uiteindelijk naar de Cour de cassation (Hof van Cassatie voor de vrienden) gebracht. Deze procedure is bedoeld om neutraliteit en objectiviteit te garanderen. Dat is juridisch correct: magistraten mogen niet door hun eigen collega’s van dezelfde zetel onderzocht of beoordeeld worden, om partijdigheid te vermijden.
Toch rijst de vraag in hoeverre deze regeling in de praktijk doeltreffend is, wanneer er intensieve banden bestaan tussen magistraten onderling, bijvoorbeeld via politieke connecties, vroegere samenwerkingen, of door lidmaatschap van cruciale organen (zoals de Hoge Raad voor de Justitie). Als zo’n rechtsingang niet transparant is, kan het wantrouwen ontstaan dat wederzijdse “bescherming” plaatsvindt.
De rol van verzekeringsmaatschappijen en fraudeonderzoek
Een belangrijk element in de zaak-Gérard was de verdenking van verzekeringsfraude. In België is verzekeringsfraude strafbaar. Er bestaan echter tal van concrete bewijseisen, en de beoordeling van opzet en bedrieglijk handelen ligt in handen van het Openbaar Ministerie. Wanneer een magistraat wordt beschuldigd van verzekeringsfraude, is dat niet enkel een individueel strafbaar feit, maar ook een ernstige aantasting van de geloofwaardigheid van het ambt.
Het hof van Cassatie heeft in 2020 geoordeeld dat er onvoldoende elementen waren om Gérard te vervolgen voor fraude. Dat is een juridisch bindende uitspraak. Toch blijft de vraag waarom de verdenking zó lang heeft aangesleept, of hoe het komt dat de melding van deze mogelijke fraude zo snel in de media terechtkwam zonder hard bewijs. Dit wijst op onvolkomenheden in het interne onderzoek en op lekken richting de pers.

Waarheid moet het uiteraard zijn, maar het is natuurlijk opzettelijk door ons verkeerd geschreven, vanuit een zekere vorm van satire…, waarin we de werkelijkheid waarnemen of de zogenoemde werkelijkheid. Wie zal het zeggen?
De veroordeling wegens belaging
De zaak rond het toneelstuk getuigt van de spanningsvelden tussen kunstzinnige vrijheid van meningsuiting en bescherming van persoonlijke eer en reputatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel er geen sprake was van laster (calomnie) of smaad (diffamation), de voortdurende opvoeringen met expliciete verwijzingen naar Gérards privésituatie of vermeende zwakheden neerkwamen op belaging (harcèlement).
Dit vonnis illustreert hoe de privacy en reputatie van publieke figuren (in dit geval een oud-magistraat) botsen met creatieve expressie. In juridische zin is dit interessant omdat het principe van vrije meningsuiting niet onbegrensd is als het iemands persoonlijke levenssfeer aantast, zeker niet wanneer daar – volgens de rechter – sprake is van opzettelijke en herhaaldelijke schadeberokkening.
Politieke verwevenheid in de magistratuur
Er zijn talrijke voorbeelden in de recente Belgische geschiedenis waarbij magistraten (zowel aan de zetelende kant als aan de parketkant) onder sterke politieke invloed hebben gestaan. De rol van advocaten met politieke connecties – denk aan namen als Koen Geens (voormalig minister van Justitie en advocaat) of Marc Uyttendaele (bekende grondwetspecialist en advocaat, gehuwd met oud-minister Laurette Onkelinx) – wekt vaak het vermoeden dat beslissingen niet louter juridisch, maar mede politiek zijn ingegeven.
Ook andere namen die in dit dossier of in de berichtgeving opduiken – zoals Didier Reynders of ex-ministers als Joëlle Milquet – voeden het idee dat er een elitaire kring bestaat binnen Justitie die zaken onderling “oplossingen” toeschuift. Dat roept vragen op over de scheiding der machten. Het is immers cruciaal voor een gezonde democratie dat magistraten onafhankelijk rechtspreken en dat politieke figuren geen ongepaste invloed uitoefenen op gerechtelijke procedures.
De Hoge Raad voor de Justitie (HRJ): een gemiste kans?
De Hoge Raad voor de Justitie werd begin jaren 2000 in het leven geroepen met als bedoeling transparantie, objectiviteit en professionalisering in de benoeming en de controle op magistraten te stimuleren. De hoop was dat dit orgaan de magistratuur uit de sfeer van old boys networks zou halen.
Uit de commentaren die we lazen, lijkt echter dat reeds in die beginperiode het HRJ geplaagd werd door interne verdeeldheid en mogelijke machtsmisbruik. Hooggeplaatste magistraten zoals Ghislain Londers, Xavier De Riemaecker, Karin Gérard en Jozef Colpin (de ‘vier Brusselse virussen’, aldus een cynische omschrijving in sommige citaten in diverse Franstalige media) waren mee betrokken bij de start van de HRJ en zouden er volgens ingewijden mee voor gezorgd hebben dat het orgaan niet naar behoren functioneert. Dit mag worden beschouwd als een zorgwekkend teken dat ook institutionele vernieuwing soms ten prooi valt aan bestaande clanstructuren en politieke agenda’s.
“Guerre des juges”
De term “guerre des juges” wordt in vele media expliciet gebruikt om de spanningen tussen het parket (Openbaar Ministerie) en de rechters (de zittende magistratuur) te omschrijven. De zaak-Gérard is een voorbeeld van hoe persoonlijke, institutionele en politieke geschillen samenvallen in een soort machtsconflict. Dergelijke strijd schaadt het vertrouwen in Justitie, omdat het beeld ontstaat dat rechters en parketmagistraten elkaar onderuit proberen te halen en dossiers soms strategisch aanwenden om de andere “kampen” te destabiliseren.
Dit soort interne oorlogen kan leiden tot selectieve vervolging, al te snelle seponeringen of andere oneigenlijke instrumentaliseringen van strafdossiers. Burgers die dit vanop afstand gadeslaan, zien zo hun vertrouwen in de objectiviteit en neutraliteit van de rechtsgang dalen.
Over de waardigheid van het ambt
Een magistratenkorps behoort te worden geleid door integriteit, onpartijdigheid en dienstbaarheid aan de waarheid. Filosofisch gezien behoort een rechter of procureur de belichaming te zijn van gerechtigheid en neutraliteit. Wanneer vanuit de samenleving het vermoeden rijst dat bepaalde magistraten zich schuldig maken aan favoritisme, bedrog of interne wraakacties, krijgt de hele rechtstaat een deuk.
De zaak-Gérard is slechts één dossier, maar de aandacht die het krijgt – ook internationaal – illustreert hoezeer een enkel geval een symbool kan worden voor een diepgaander probleem. De morele verantwoordelijkheid weegt zwaar: magistraten hebben macht over leven en vrijheid van burgers, dus zelfs de schijn van corruptie is een ernstige aantasting van het maatschappelijk vertrouwen.
De psychologie van groepsdynamiek en macht
Er is sprake van ‘besmetting’: wanneer één magistraat met machtsmisbruik wegkomt, creëert dat de indruk dat dergelijke praktijken normaal zijn. Nieuwe leden in de magistratuur of jonge juristen die carrière willen maken, gaan zich vervolgens voegen naar de ongeschreven regels. Zo ontstaat een cultuur waarin men meent: “Zo gaan de zaken nu eenmaal in Brussel,” of “Je moet kunnen meespelen om echt verder te kunnen geraken.”
Dit mechanisme van conformiteit aan groep en macht is puur menselijk, maar destructief. Het kan leiden tot subtiele (en minder subtiele) vormen van intimidatie, onderlinge chantage en verborgen agenda’s. De psychologische impact op integere magistraten kan groot zijn: wie zijn morele kompas niet wil kwijtraken, voelt zich dikwijls geïsoleerd of systematisch buiten spel gezet.
Imagoschade, trauma en stigmatisering
Vanuit psychologisch perspectief verdient ook Karin Gérard als individu aandacht: zelfs wanneer men volledig onschuldig blijkt, kan jarenlange mediadruk en procedurele onzekerheid leiden tot enorme stress en reputatieschade. Haar veroordeling van de dramaturg wegens belaging laat zien dat zij zich uiterst gekrenkt voelt in haar persoonlijke levenssfeer.
Omgekeerd geldt dat vele burgers en andere magistraten vraagtekens blijven zetten bij de ware toedracht van de vermeende agressie. Wie de media bekijkt, ziet immers tegenstrijdige verklaringen rond het incident, mogelijke aanwijzingen van alcoholgebruik, vermeende amnesie, et cetera. Dit soort aanhoudende onduidelijkheid en speculatie is koren op de molen van complotdenkers en tast de legitimiteit van Justitie nog verder aan.
Aanbevelingen en mogelijke hervormingen
- Transparantie van onderzoeken naar magistraten
Wanneer magistraten zelf onder verdenking komen te staan, is maximale transparantie essentieel. Het publiek moet niet elk detail kennen (gelet op privacy en geheim van het onderzoek), maar zou wel zeker moeten zijn dat er geen dubbele standaarden gelden. Een onafhankelijk orgaan – liefst met internationale waarborgen of met gemengde samenstelling (rechters, burgers, onafhankelijke juristen) – dient te waken over de kwaliteit van het onderzoek. - Hervorming en versterking van de Hoge Raad voor de Justitie
De HRJ moet meer zijn dan een ‘lege doos’. Het zou een actieve instantie moeten zijn die benoemingen, promoties en evaluaties van magistraten grondig doorlicht en waar nodig openlijk kritiek kan formuleren op wantoestanden. Dit vereist voldoende bevoegdheden en een striktere selectie van leden die geen verborgen politieke agenda’s meedragen. - Herziening van de verjaringstermijnen en disciplinaire procedures
Wanneer er aanwijzingen zijn van corruptie of machtsmisbruik, moet dat tijdig en consequent onderzocht worden. Te vaak ziet men dat dossiers op de lange baan worden geschoven, waardoor feiten verjaren. Een snelle, strikte procedure met heldere termijnen – vergelijkbaar met disciplinaire kamers in andere sectoren – kan helpen. - Garantie van persvrijheid, maar ook bescherming tegen laster en belaging
Kunstzinnige en journalistieke vrijheid zijn hoekstenen van onze democratie. Tegelijk moeten mechanismen bestaan om buitenproportionele aantasting van reputatie tegen te gaan, vooral wanneer er sprake is van doorgedreven en moedwillige beschadiging. Het recente vonnis inzake belaging kan als leidraad dienen voor hoe rechters de afweging tussen vrije expressie en persoonlijkheidsrechten uitvoeren. - Duidelijke ethische codes en zero tolerance-beleid
Om “besmetting” te voorkomen, is een scherp integriteitskader nodig. Elk signaal van samenspanning of partijdigheid dient onmiddellijk te worden onderzocht door een extern en onpartijdig orgaan. Er zou een “zero tolerance” moeten gelden voor leugenachtige of dubbelzinnige praktijken, zeker in topfuncties.
De zaak rond oud-magistraat Karin Gérard is emblematisch voor de uitdagingen waarmee de Belgische Justitie kampt. Hoewel ze juridisch is vrijgepleit van verzekeringsfraude, blijft de controverse nadreunen. Het toneelstuk dat haar naam en faam opnieuw ter discussie stelde, eindigde voor de auteur in een veroordeling wegens belaging, waarmee wordt onderstreept dat publieke figuren ook recht hebben op eer en goede naam. Tegelijk blijft de vraag wat deze hele soap betekent voor het vertrouwen in Justitie: we zien immers interne onenigheden tussen parket en zetel, vermoedens van politieke invloed, en een Hoge Raad voor de Justitie die onvoldoende slagkracht heeft om structurele wanpraktijken aan te pakken.
Politiek is dit dossier één grote illustratie van hoe verregaande macht (en de daarmee gepaard gaande verantwoordelijkheden) zowel individueel als institutioneel kan worden misbruikt of op zijn minst onvoldoende gereguleerd. Enkel met grondige hervormingen en een cultuur van integriteit binnen de magistratuur kan worden vermeden dat toekomstige incidenten eenzelfde schandaalsfeer oproepen. Dit is geen luxe, maar een essentiële voorwaarde voor de werking van onze democratische rechtsstaat.
Het verhaal van Karin Gérard en de spanningen eromheen zet ons ertoe aan om kritische vragen te stellen bij de fundamenten van de Belgische Justitie en de nood aan verdere hervorming. Zonder diepgaande verbeteringen riskeren we dat dergelijke “oorlogen” tussen magistraten de geloofwaardigheid van Justitie blijven ondermijnen. Burgers hebben recht op een onpartijdig, transparant en betrouwbaar rechtssysteem – en daar moeten we met z’n allen, van politici tot magistraten, de schouders onder zetten.
Andy Vermaut