Raad van State vernietigde beslissingen Koekelare-verkiezingen: een meer diepgaande analyse

23 april 2025

De Raad van State velde op 7 februari 2025 een arrest dat twee cruciale beslissingen van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen vernietigde, naar aanleiding van geschillen rond de gemeenteraadsverkiezingen in Koekelare op 13 oktober 2024. Dit arrest, dat vormfouten en procedurele kwesties onder de loep neemt, bracht T.P., P.L. en M.D. in een juridische strijd, bijgestaan door advocaten Kurt Vanlerberghe, Severine Falepin en Stefaan Bonte. Hoewel de Raad van State de beschikkingen van 20 november en 2 december 2024 nietig verklaarde, bleef een inhoudelijke beoordeling van de verkiezingen uit wegens ontbrekende grieven. Wat ging er mis, en waarom bleef de kern van de zaak onbehandeld? Een duik in dit complexe dossier biedt inzicht in de delicate balans tussen procedurele regels en toegang tot recht.

De verkiezingen van Koekelare

Op 13 oktober 2024 vonden in Koekelare de gemeenteraadsverkiezingen plaats, waarbij 4.781 stemmen werden uitgebracht voor 19 zetels. Vooruit domineerde met 41,3% van de stemmen, goed voor 9 zetels. Team 8680 volgde met 31,6% en 6 zetels, terwijl VOOR Koekelare 19,1% en 3 zetels behaalde. Vlaams Belang sloot af met 8% en 1 zetel. Deze uitslag vormde de achtergrond van een betwisting die niet zozeer over de cijfers ging, maar over de geldigheid van het proces zelf.

Kort na de verkiezingen, op 18 november 2024, dienden T.P. en M.D. een bezwaarschrift in bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen. Ze eisten een onderzoek naar mogelijke onregelmatigheden en een hertelling van de stemmen. De Raad wees dit verzoek op 20 november 2024 af, met als argument dat het bezwaarschrift niet voldeed aan een vormvereiste: het ontbreken van een expliciete keuze van een adres in België voor correspondentie. Deze beslissing, genomen door de voorzitter van de Raad voor Verkiezingsbetwistingen, leidde tot een eerste beroep bij de Raad van State, ingediend door T.P. op 27 november 2024, met steun van advocaat Stefaan Bonte.

T.P. wees erop dat het bezwaarschrift wel degelijk een adres vermeldde, wat werd bevestigd doordat de Raad zelf correspondentie naar dat adres stuurde. In een e-mail op 23 november 2024 vroeg T.P. om opheldering en de kans om de vermeende fout te herstellen. Naar aanleiding hiervan herriep de Raad voor Verkiezingsbetwistingen op 2 december 2024 haar eerdere beslissing en besliste dat de zaak inhoudelijk behandeld moest worden. Dit lokte een nieuw beroep uit, ditmaal door P.L., bijgestaan door advocaat Kurt Vanlerberghe, die stelde dat de Raad niet langer bevoegd was om haar eigen beslissing in te trekken na het instellen van het beroep bij de Raad van State.

De Raad van State behandelde beide zaken op 31 januari 2025, onder leiding van kamervoorzitter Jan Clement, staatsraden Stephan De Taeye en David D’Hooghe, en griffier Silvan De Clercq. Eerste auditeur Iris Verheven leverde een advies dat aansloot bij het uiteindelijke arrest. De Raad oordeelde dat de beschikking van 2 december 2024 nietig was, omdat de Raad voor Verkiezingsbetwistingen na 27 november 2024 geen rechtsmacht meer had. Het instellen van het beroep bij de Raad van State had de bevoegdheid volledig overgedragen, waardoor de Raad voor Verkiezingsbetwistingen geen wijzigingen meer mocht aanbrengen.

Ook de beschikking van 20 november 2024 werd vernietigd. De Raad van State stelde vast dat het bezwaarschrift van T.P. en M.D. wel een adres vermeldde, en dat het ontbreken van een expliciete vermelding van een “keuze” van adres geen grond was om het bezwaar zomaar als niet-ingediend te beschouwen. Een dergelijke strenge interpretatie zou neerkomen op overdreven formalisme, wat de toegang tot de rechter onevenredig beperkt. Bovendien bleek dat T.P. en M.D. geen kans kregen om de vermeende vormfout te corrigeren binnen de toegestane termijn, wat in strijd was met artikel 17 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 2014. Dit artikel bepaalt dat vormfouten in verkiezingszaken binnen de indieningstermijn hersteld kunnen worden, mits de verzoeker daartoe wordt uitgenodigd.

Ondanks de vernietiging van beide beschikkingen bleef een inhoudelijke behandeling van de verkiezingsklachten achterwege. De reden ligt in een cruciaal procedureel gebrek: het verzoekschrift dat T.P. bij de Raad van State indiende, bevatte geen specifieke grieven over de verkiezingen zelf. Volgens de procedurevoorschriften, vastgelegd in het koninklijk besluit van 15 juli 1956, moet een verzoekschrift duidelijk de klachten vermelden. Deze grieven worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad en liggen ter inzage op het gemeentesecretariaat, zodat belanghebbenden zich kunnen uitspreken. Omdat T.P.’s verzoekschrift geen inhoudelijke bezwaren opsomde, kon de Raad van State de geldigheid van de verkiezingen niet onderzoeken.

Dit punt is cruciaal en verklaart waarom het arrest voor velen onbevredigend aanvoelt. Hoewel het oorspronkelijke bezwaarschrift bij de Raad voor Verkiezingsbetwistingen wel klachten bevatte, werden deze niet hernomen in het beroep bij de Raad van State. De Raad benadrukte dat alleen de grieven in het bij haar ingediende verzoekschrift meetellen, om belanghebbenden een eerlijke kans te geven zich te verweren. Het feit dat P.L. als belanghebbende optrad, veranderde hier niets aan, aangezien zij geen kennis kon nemen van de oorspronkelijke klachten via het verzoekschrift bij de Raad van State.

Het arrest legt een spanning bloot tussen strikte procedurele regels en de toegang tot recht. De Raad van State wees op het belang van vormvereisten, maar onderstreepte dat deze niet mogen leiden tot een onredelijke uitsluiting van verzoekers. De vernietiging van de beschikking van 20 november 2024 bevestigt dat een adres, zelfs zonder expliciete “keuze”, voldoende kan zijn als het in de praktijk werkt. Tegelijkertijd toont de afwijzing van de inhoudelijke zaak hoe cruciaal het is om grieven correct en volledig te formuleren in een beroep.

Voor Koekelare betekent dit dat vragen over de verkiezingen onbeantwoord blijven. De Raad van State had de volle rechtsmacht om het geschil te beoordelen, maar kon dit niet doen bij gebrek aan concrete klachten. Dit onderstreept de noodzakelijke juridische precisie in verkiezingsbetwistingen, waar termijnen kort zijn en vormfouten zware gevolgen kunnen hebben.

De Raad van State wees het verzoek om een rechtsplegingsvergoeding af, conform het koninklijk besluit van 15 juli 1956, dat geen kosten verbindt aan verkiezingsprocedures. Dit houdt de drempel voor dergelijke zaken laag, maar het arrest leert dat procedurele nauwkeurigheid essentieel is om gehoord te worden.

Dit arrest is geen juridische voetnoot; het is een waarschuwing voor toekomstige verkiezingsbetwistingen. In Koekelare blijven de verkiezingsresultaten van 13 oktober 2024 overeind, maar de procedurele struikelblokken laten een bittere nasmaak. Voor burgers en juristen is dit een oproep om vorm en inhoud hand in hand te laten gaan. Alleen zo kan de rechtspraak haar rol vervullen als hoeder van democratische processen.

Bronnen:

  • Arrest Raad van State, nr. 262.296, 7 februari 2025