Rechterlijke orde in opspraak: juridische strijd legt structurele tekortkomingen bloot

21 november 2024
Een nieuwe ontwikkeling binnen het Belgische rechtssysteem brengt structurele problemen aan het licht. Een burger (naam en adres bekend bij de redactie) heeft verschillende gerechtelijke instellingen, waaronder de Raad van State en de Hoge Raad voor de Justitie (HRJ), geconfronteerd met vermeende schendingen van fundamentele procesrechten. De kern van de zaak ligt bij artikel 725 GerW, dat onmiskenbaar het recht van partijen garandeert op toegang tot processtukken. Deze wetgeving lijkt echter soms te worden genegeerd, met medeweten van hogere gerechtelijke instanties.
Artikel 725 GerW: recht op processtukken onder druk
Artikel 725 GerW stelt dat iedere partij een eensluidend verklaard afschrift van processtukken kan verkrijgen via de griffier. In een zaak die zich uitstrekt over meerdere jaren, heeft de burger dit recht herhaaldelijk ingeroepen, maar zonder succes. Na aanhoudende druk heeft de Raad van State in een arrest van 4 juni 2020 bevestigd dat dit recht afdwingbaar is. Dit arrest, dat pas vier jaar na datum werd gepubliceerd, stelt dat juridische onregelmatigheden de kern vormden van een zaak waarin voormalig minister van Justitie Koen Geens en magistrate Laurence Massart betrokken waren. De laattijdige publicatie roept ernstige vragen op over transparantie en verantwoording binnen het gerechtelijk apparaat.
Systematische nalatigheid binnen de Hoge Raad voor de Justitie
De Hoge Raad voor de Justitie, die als toezichthoudend orgaan moet instaan voor de naleving van wettelijke normen, wordt ervan beschuldigd nalatig te zijn in haar meldingsplicht. De Advies- en Onderzoekscommissie (AOC) van de HRJ wordt geconfronteerd met aantijgingen van passiviteit ten aanzien van frauduleuze handelingen door rechters, waaronder de vrederechter van Zaventem. Ondanks herhaalde klachten en meldingen is geen actie ondernomen. Deze nalatigheid kan volgens de beschuldigingen worden beschouwd als een indirecte instemming met de voortdurende schending van artikel 725 GerW.
De AOC is de Nederlandstalige Advies- en Onderzoekscommissie van de Hoge Raad voor de Justitie, verantwoordelijk voor toezicht en het behandelen van klachten over rechters en magistraten. De CAE (Commission d’Avis et d’Enquête), haar Franstalige tegenhanger, voert vergelijkbare taken uit in de Franstalige gerechtelijke kantons. Beide commissies spelen een sleutelrol in het waarborgen van de integriteit van het Belgische gerechtelijk systeem.
Internationale juridische normen als maatstaf
In de argumentatie wordt verwezen naar fundamentele juridische beginselen die in Frankrijk en op Europees niveau gelden. Volgens het principe Curia Novit Iura behoort een rechter de wet te kennen en toe te passen, zelfs als partijen bepaalde juridische aspecten niet expliciet naar voren brengen. Bovendien mag een rechter nooit de kern van een geschil veranderen tijdens een procedure. Het niet naleven van deze basisprincipes ondermijnt niet alleen de nationale rechtsorde, maar ook de internationale geloofwaardigheid van het Belgische rechtssysteem.
Aangifte bij de Franstalige Advies- en Onderzoekscommissie
In een aangetekende brief aan de CAE wordt opgeroepen tot een diepgaand onderzoek naar de betrokken magistraten en instellingen. De klacht stelt dat de vrederechter van Zaventem herhaaldelijk in strijd handelt met artikel 725 GerW en dat de AOC van de HRJ daarbij faalt in haar wettelijke verantwoordelijkheid om in te grijpen. De betrokkenheid van hooggeplaatste justitiële figuren versterkt de ernst van de situatie.
Juridische en maatschappelijke impact
De schending van artikel 725 GerW en het falen van toezichthoudende instanties om deze praktijken te corrigeren, ondermijnen de fundamentele rechten van burgers. Deze kwestie roept ernstige vragen op over de werking en integriteit van het Belgische gerechtelijke systeem. Zonder een stevige reactie dreigt het vertrouwen in de rechtsstaat verder af te nemen.