Hoe kan dit in België? Een moeder veertien jaar vermist en niemand die het wist

Het is een verbijsterende gedachte: een jonge vrouw die in 2010 van de radar verdwijnt, en van wie pas veertien jaar later duidelijk wordt dat niemand ooit officieel melding heeft gedaan van haar verdwijning. Hoe kan het dat een moeder van drie kinderen, toen wonend in de Langvennenstraat in Balen, gewoonweg spoorloos is geraakt zonder dat iemand alarm heeft geslagen? Het verhaal van Heidi De Schepper werpt een onthutsend licht op de kwetsbaarheid van individuen met een zwak of niet-bestaand sociaal vangnet en op de gaten in onze systemen, die het blijkbaar mogelijk maken dat iemand jarenlang in het niets kan verdwijnen.

Heidi was afkomstig uit Merksem en groeide op in de regio Antwerpen. Ze had, voor zover bekend, een moeilijke jeugd en brak rond haar achttiende voorgoed met haar familie. Op haar 26e woonde ze samen met haar partner en hun drie kinderen. In mei 2010 liet ze ineens alles achter: haar woning, haar gezin en zelfs haar officiële documenten, zoals een identiteitskaart en een voorlopig rijbewijs dat ze net had opgehaald maar nooit heeft omgezet in een definitief exemplaar. Hoewel dat op zich al vragen opriep, werd er destijds geen aangifte gedaan. Dit betekent dat de politie in 2010 niet actief naar haar heeft gezocht en dat de zaak niet in de systemen van vermiste personen is terechtgekomen. Pas na veertien jaar raakte de kwestie in bredere kring bekend, wat een golf van verbijstering veroorzaakte. Hoe is dit mogelijk in een land als België, waar we alles denken te registreren en controleren?

DE TAAK VAN DE OMGEVING EN HET GEBREK AAN ALARMBELLEN

Dat haar verdwijning niet meteen werd opgemerkt in officiële kringen, illustreert een schrijnend fenomeen. Heidi’s netwerk was klein. Ze had gebroken met haar familie en leefde vrij teruggetrokken. Buren in de Langvennenstraat kenden haar nauwelijks en de partner met wie ze samenwoonde, lijkt om onduidelijke redenen geen melding te hebben gedaan bij de politie. Mogelijk dacht men dat ze vrijwillig was vertrokken en weldra zou terugkeren. Anderen namen misschien aan dat het een privékwestie was waar ze zich niet in wilden mengen. Er was bovendien geen hechte vriendengroep die haar dagelijks zag. Zonder druk van naasten is de kans groot dat zelfs een abrupte verdwijning niet als “onrustwekkend” wordt beschouwd, zeker niet wanneer je niet weet wat er zich binnenskamers afspeelde.

In die zin toont Heidi’s situatie pijnlijk aan hoe iemand die geen contact onderhoudt met familie of goede vrienden, in het niets kan oplossen zonder dat de bredere wereld er weet van heeft. De sociale controle — hoe negatief dat begrip soms ook wordt ervaren — speelt nochtans een cruciale rol in het vroegtijdig opsporen van problemen. Wanneer die controle ontbreekt, omdat iemand geen of weinig mensen om zich heen heeft die zich verantwoordelijk voelen, gaan er eenvoudigweg geen alarmbellen af. Dat verklaart waarom er veertien jaar kon verstrijken voor de kwestie aan het licht kwam: niemand had haar “gemist” binnen officiële kaders, en de persoon die het meest in haar nabijheid leefde, trad niet naar voren met een melding.

HET PUNT WAAR TWAALF OF VEERTIEN JAAR LATER ECHT LICHT OP DE ZAAK VALT

Doorgaans komt een verdwijning al vrij snel in de dossiers van de politie terecht, zeker als er jonge kinderen zijn. Er is dan een onderzoek, hoe beperkt ook, dat nagaat of de persoon vrijwillig vertrokken is, of slachtoffer werd van een misdrijf of ongeval. In Heidi’s geval kwam dat officiële luik pas veertien jaar later op gang. Inmiddels waren de kinderen al ver in hun puberteit of zelfs volwassen. De omgeving waarin men aanvankelijk leefde, was veranderd, mensen waren verhuisd, en eventueel relevant bewijsmateriaal — denk aan camerabeelden of financiële transacties — was allang vernietigd of onder het stof geraakt.

Het late besef dat Heidi weg was, veranderde de situatie op een paar manieren. Ten eerste ontstond publieke verontwaardiging: hoe kan een moeder in 2010 zomaar verdwijnen zonder dat iemand, ook niet de overheid, ingreep? Ten tweede werd het onderzoek er niet makkelijker op. De meeste concrete sporen waren vervlogen en er was geen getuige die nog met zekerheid details kon reproduceren uit 2010. Mogelijke aanwijzingen of verklaringen die kort na de verdwijning misschien al zwak waren, werden na veertien jaar nog vager.

WIE WAS HEIDI DE SCHEPPER

Heidi werd geboren in 1984 te Merksem. In haar tienerjaren volgde ze een kappersopleiding in Deurne, wat wijst op een creatieve inslag en liefde voor persoonlijke verzorging. Niettemin lijkt haar sociale kring steeds beperkt te zijn gebleven. Rond haar achttiende brak ze met haar familie, en de redenen voor die breuk zijn nooit publiek gemaakt. Misschien koos ze bewust voor een eigen weg. Mogelijk was er sprake van diepe familiale conflicten of verwaarlozing. Feit is dat ze in 2008 met haar partner in Balen ging wonen, in de Langvennenstraat, waar ze zich verder afzijdig hield van buurtcontacten. Ze kreeg drie kinderen, die tijdens haar verdwijning nog erg jong waren.

Door het gebrek aan sociale interactie weten we weinig over haar ware persoonlijkheid. Sommige buurtbewoners omschrijven haar als rustig en vriendelijk, maar er zijn geen aanwijzingen dat ze vriendschappen onderhield. Over haar mentale gesteldheid is nagenoeg niets bekend, behalve dat ze een moeilijke jeugd had en misschien onvoldoende steun ervoer. Dat kan haar kwetsbaar hebben gemaakt voor een impulsieve beslissing om alles achter te laten. Tegelijk kan het haar ook vatbaar hebben gemaakt voor een manipulerende of gewelddadige omgeving, indien dat scenario mocht spelen. Zonder aangifte en onderzoek is de ware toedracht zestien jaar lang (van 2010 tot 2024) in het ongewisse gebleven.

GEEN AANGIFTE VAN VERMISSING: JURIDISCHE KANTTEKENINGEN

Dat er van Heidi’s verdwijning geen melding werd gemaakt bij de politie, is niet alleen maatschappelijk verontrustend, maar ook juridisch relevant. Officieel wordt een onderzoek immers pas in gang gezet als er een klacht of melding is. Er bestaan zeker gevallen waarin de politie zelf — bijvoorbeeld via geruchten of signalen van hulpinstanties — op de hoogte raakt van een verdwijning. Maar meestal is een formele aangifte de stuwende kracht achter een opsporing. Bij een onrustwekkende verdwijning schakelt men dan de Cel Vermiste Personen in, die gespecialiseerd is in het doorzoeken van terreinen, het analyseren van bank- en telefoonverkeer en het bevragen van getuigen.

Omdat zo’n procedure voor Heidi nooit startte, lagen er ook geen formele onderzoekspistes open. De periode dat camerabeelden beschikbaar waren, verliep. Eventuele telecommunicatiegegevens vervielen. En niemand ondervroeg haar partner of eventuele getuigen op een moment dat zij de gebeurtenissen uit 2010 nog scherp in het geheugen hadden zitten. Pas veertien jaar later is men zich gaan afvragen wat er gebeurd was. Maar in het recht geldt dat bewijslast vluchtig is. Iets aantonen na zo’n lange tijd, zonder tastbaar bewijs of recente herinneringen, is ontzettend moeilijk.

DE KINDEREN EN DE EMOTIONELE DOORWERKING

Een hartverscheurend aspect is de rol van Heidi’s kinderen. Op het moment van haar verdwijning waren ze twee, drie en zeven jaar oud. Zolang niemand melding deed, kregen zij niet de steun of duidelijkheid die in normale omstandigheden zou worden geboden als een ouder plots verdwenen is. Een formele vermissingszaak kan het rouwproces, hoe verwarrend ook, deels ondersteunen omdat er ten minste onderzoek wordt verricht. In dit geval groeiden ze op in een sfeer van vaagheid. Mogelijk wisten ze niet waar hun moeder was of kregen ze weinig uitleg. Het is onbekend hoe hun vader dit aan hen uitlegde en of hij steun zocht bij instanties. De vraag of zij ooit echt geloofden dat hun moeder terug zou komen, is één van de vele raadsels in dit verhaal. Feit is dat ze, zonder formele bevestiging van dood of leven, in een grijze zone belandden die enorm zwaar kan zijn voor een kinderpsyche.

Pas wanneer de verdwijning officieel aan het licht kwam, zou er ruimte zijn ontstaan om vragen te stellen: waarom ben je als kind niet ingelicht, waarom was er geen politieonderzoek, hoe komt het dat je jaren zonder moeder verder moest zonder enige vorm van duidelijkheid? Hoewel de feiten pijnlijk blijven, kan deze laat op gang gekomen aandacht voor Heidi’s zaak hun misschien alsnog de erkenning geven dat hun situatie niet normaal was en dat er mogelijke fouten in het systeem zijn gemaakt.

VRAGEN BIJ EEN NIET-GEMELDE VERDWIJNING

Een van de grootste mysteries is waarom niemand — en met name Heidi’s partner — deze verdwijning formeel heeft aangekaart. Was er sprake van angst, onverschilligheid of onkunde? Was er een veronderstelling dat Heidi het recht had om weg te gaan als ze dat wilde? Of speelde een heel ander, duister scenario? Zonder aangifte ontbreekt elk officieel spoor van haar lot. Pas na veertien jaar dook de zaak weer op, mogelijk omdat iemand uit Heidi’s omgeving zich begon af te vragen wat er echt was gebeurd en zo een balletje aan het rollen bracht.

Sociologisch gezien legt deze situatie de vinger op de wonde van invisibiliteit. Als je een zwak sociaal netwerk hebt, is het blijkbaar mogelijk om te verdwijnen zonder dat instanties ingrijpen. Er is in België geen algemene meldplicht voor burgers: je hoeft niet te verklaren dat iemand uit je gezin is vertrokken. Bovendien zijn de kinderrechten en het toezicht op opvoedsituaties niet altijd scherp genoeg als niemand in de buurt onraad ruikt. In een kleine gemeenschap als Balen kan men indertijd simpelweg hebben aangenomen dat Heidi elders naartoe was gegaan. De verhoudingen tussen privédomein (recht op eigen keuzes) en openbare bemoeienis (bescherming van kwetsbare gezinsleden) blijven dus moeilijk te definiëren.

DE JURIDISCHE STATUS VAN HEIDI NA 14 JAAR

Nu de verdwijning alsnog in de openbaarheid kwam, is de vraag welke stappen er juridisch volgen. In theorie kan men alsnog een vermissingsonderzoek opstarten. Het is echter bijzonder lastig om op dit late tijdstip sporen te vinden. De kans dat men via bankverkeer of telefoonverkeer nog iets kan achterhalen, is miniem. De getuigenissen van toen zullen vervaagd zijn. Een cold-case-aanpak zou kunnen proberen om met nieuwe technologie sommige oudere digitale restanten te analyseren, maar men zit dan meteen met het feit dat er nooit een officiële melding of forensisch onderzoek is geweest in de eerste maanden na haar vertrek.

Naast het strafrecht is er ook het burgerlijk recht. Familie of naasten kunnen een afwezigheidsprocedure in gang zetten. Dat is een formele weg om iemand die langdurig vermist is, juridisch als afwezig te verklaren. Daardoor kunnen eigendommen beheerd of verkocht worden, en kan bijvoorbeeld het ouderlijk gezag formeel geregeld worden. De vraag blijft wie deze procedure zou opstarten, vooral als Heidi’s familiebanden verbroken waren en als haar partner veertien jaar niets heeft ondernomen. Misschien voelen de kinderen zich nu, als jongvolwassenen, geroepen om dit alsnog te doen. Voor hen kan het belangrijk zijn om duidelijkheid te krijgen en niet onbestemd te blijven hangen tussen hoop en vrees.

SCENARIO’S NAAR AANLEIDING VAN HET LATE ONTDEKKEN VAN HAAR VERDWIJNING

Het feit dat er veertien jaar lang geen melding is geweest, vergroot het raadsel. Als Heidi vrijwillig was vertrokken, had ze een opvallende keuze gemaakt door haar kinderen achter te laten en geen enkel contact te onderhouden. Ze zou dan wellicht ook zonder officiële documenten hebben moeten leven, in binnen- of buitenland. Als dat al zo is, heeft ze zich op miraculeuze wijze aan iedere vorm van registratie onttrokken. Een andere piste is dat ze slachtoffer is geworden van een misdrijf, mogelijk in de relationele sfeer of door toedoen van een derde persoon. Bij gebrek aan een politioneel onderzoek kort na 2010 zouden sporen eenvoudig uitgewist kunnen zijn. Ook een wanhoopsdaad — een zelfdoding in een afgelegen gebied — kan niet worden uitgesloten. Maar waarom heeft de partner dat dan nooit gemeld?

Elk scenario bevat vragen die nu, door het late onderzoek, steeds lastiger te beantwoorden zijn. De politie kan proberen om tijdslijnen te reconstrueren, mogelijke medeplichtigen of getuigen aan te spreken, maar in reële zin heeft het dossier een enorme achterstand opgelopen. De kans dat die achterstand wordt ingehaald, is gering, tenzij er een onverwachte getuigenis opduikt of iemand met kennis van zaken zich alsnog meldt. Dat laatste is niet denkbeeldig. Soms durven mensen na lange tijd wél te praten, omdat de omstandigheden zijn veranderd of omdat ze toch gewetensnood voelen.

DE MAATSCHAPPELIJKE REACTIE EN DE ROL VAN MEDIA

Nadat Heidi’s verdwijning veertien jaar na dato bekend werd, ontstond er bij pers en publiek een mengeling van verbijstering en ongeloof. Hoe kan een moeder, een echt bestaand persoon in onze samenleving, zo lang in het niets opgelost zijn zonder dat instanties, naasten of omgeving enig signaal gaven? Dat roept vragen op over media-aandacht voor “stille” gevallen. Veel vermissingen worden onmiddellijk uitvergroot in de pers, zeker als er kinderen bij betrokken zijn. Maar in dit geval bleef alles binnenskamers, waardoor de nieuwswaarde niet op gang kwam en niemand (buiten de directe omgeving) wist dat ze weg was.

In de huidige context, met sociale media en burgerinitiatieven, zou een dergelijke verdwijning misschien anders verlopen. Buren, vrienden of zelfs onbekenden die onraad ruiken, kunnen alert reageren. Toch blijft er een spanningsveld tussen enerzijds het recht op privacy en anderzijds de behoefte om mensen in noodsituaties te beschermen. Als iemand niet wil worden teruggevonden en geen misdrijf begaat, mag men in principe verdwijnen. Maar wanneer er jonge kinderen en een zeer onduidelijke thuissituatie zijn, lijkt een grondige check door autoriteiten op zijn plaats. Dat is echter pas mogelijk als er een melding binnenkomt.

HET LEVEN VAN DE KINDEREN EN NABESTAANDEN: EEN OPEN WOND

Veertien jaar onzekerheid is bijna ondraaglijk. Er is geen rouwproces dat kan worden afgerond, omdat je niet weet of iemand dood is of elders leeft. Er is ook geen weerzien mogelijk, omdat niemand weet waar de vermiste is. Dat betekent dat kinderen in een vacuum opgroeien, vaak met onuitgesproken vragen en gemengde gevoelens van boosheid, gemis, hoop en wanhoop. De partner blijft eveneens met allerlei onduidelijkheden zitten. Of hij in dit geval wérkelijk in het ongewisse was of er andere dingen speelden, is onduidelijk. Feit is dat iedereen die Heidi heeft gekend, jarenlang in het duister tastte.

Emotioneel gezien is deze late onthulling voor alle betrokkenen mogelijk pijnlijk. Het leidt tot de vraag of er niet eerder iets had kunnen gebeuren. Hadden buren alerter moeten zijn? Hadden autoriteiten na een tijd moeten nagaan of Heidi nog in de gemeente woonde? Het is te laat om die vragen te beantwoorden met harde conclusies. Maar het confronteert ons wel met de manieren waarop we in onze samenleving omgaan met “onzichtbare” mensen.

Sociale cohesie in onze samenleving?

De zaak van Heidi De Schepper, die pas veertien jaar na haar verdwijning aan het licht kwam, is een wake-upcall. Niemand zou zo lang kunnen verdwijnen zonder dat een officiële instantie of omgeving alarm slaat. Toch is dat precies wat er gebeurd is. Het wijst op een gebrek aan sociale cohesie en op lacunes in de manier waarop we burgers en gezinnen in de gaten houden als er geen duidelijke aanwijzingen zijn van misbruik of geweld. We hebben wel systemen en procedures voor vermissingen, maar die slaan pas aan zodra er een melding is. Als die uitblijft, blijft er een groot grijs gebied waarin iemand als Heidi volledig kan wegvallen.

Naast de sociale context is er ook de morele kant: wie draagt er verantwoordelijkheid voor het welzijn van kinderen die zonder uitleg hun moeder zien verdwijnen? Had een buur, vriend of familielid iets moeten ondernemen? Of is dit enkel aan de direct betrokkenen? Er bestaan geen simpele antwoorden, maar de lessen uit dit verhaal zijn dat we aandacht mogen hebben voor stille signalen en onverklaarbaar gedrag. Als iemand jarenlang verdwijnt en de mensen in de omgeving doen alsof het normaal is, duidt dat op een pijnlijk falen in onze gemeenschapszin.

Veertien jaar onopgemerkt weggeweest — het is de kern van Heidi De Scheppers verdwijning, die in 2010 begon en pas recent als officiële vermissing naar buiten kwam. Haar kinderen hebben haar moeten missen zonder dat de samenleving of de gerechtelijke instanties wisten dat zij weg was. De redenen waarom er nooit een aangifte is gebeurd, blijven een mysterie. Was het onwetendheid, onverschilligheid, angst of iets anders? Was Heidi’s verdwijning een bewuste keuze, een ongeluk of een misdrijf? Zonder het vroege bewijs en zonder de golf van aandacht die een tijdige melding had kunnen genereren, is het bijzonder lastig om dit na zoveel jaar nog op te helderen.

Haar verhaal beklemtoont hoe kwetsbaar mensen zijn die niet door een sterk sociaal netwerk worden omringd. Het verklaart ook hoe ingrijpend een vertraging in onderzoek kan zijn. Had de politie in 2010 melding gekregen, dan waren camerabeelden, bankgegevens en getuigenverklaringen nog vers geweest. Nu resteert er een koud spoor dat alleen door een ongewoon toeval of een late bekentenis weer warm kan worden. Ten slotte legt Heidi’s lot een vraag in onze handen: in hoeverre voelen wij ons verantwoordelijk voor het welzijn van buren, vrienden en kennissen die plots verdwijnen? Het is een reflectie op de kracht en de limieten van ons gevoel van solidariteit en gemeenschapszin.

De hoop blijft dat deze zaak niet voor altijd onopgelost zal blijven, en dat er op een dag een sprankje waarheid naar boven komt. Maar zelfs als die waarheid uiteindelijk te laat komt om de grootste emotionele schade te voorkomen, kan ze ten minste duidelijkheid scheppen. Dat is wat Heidi’s kinderen en iedereen die haar ooit heeft gekend, nog altijd toewensen: een antwoord op het waarom en het hoe, en de mogelijkheid om — hoe moeilijk ook — de draad weer op te pakken in het besef dat niemand in een rechtvaardige maatschappij vijftien jaar onopgemerkt zou mogen verdwijnen. Toch is dat precies wat hier is gebeurd, en dat blijft een ongemakkelijke en intrigerende realiteit die ons uitnodigt tot diepgaande zelfreflectie.